Amsterdam :
Het gebouw bestond uit een rechthoekige hoofdpoort met aan de stadzijde twee kleine achthoekige traptorens en aan de veldzijde twee zware ronde torens, waarvoor een voorpoort, deze was oorspronkelijk van de hoofdpoort gescheiden door een stenen brug over de stadsgracht. Vermoedelijk bevond zich hieronder de scheiding tussen het zoute IJwater en het binnenwater van de Amstel. In 1614 werd het gebouw tot Waag ingericht waarbij de ruimte tussen de voor- en hoofdpoort werd overdekt, en in 1692 werd een koepel boven de hoofdpoort gemaakt ten behoeve van het chirurgijnsgilde. Toch is uitwendig van het middeleeuwse gebouw nog veel te herkennen. Een gevelsteen in één van de hoektorens vermeldt: „MIIII c LXXXVIII de XXVIII dach 1 April wart de eerste steen van dese poert gheleit”. Het muurwerk is overal voorzien van speklagen en hoekblokjes in Gobertanger steen. Onder de geveltop aan de stadzijde is een kruis in verglaasde stenen in het metselwerk opgenomen. In de zuidelijke toren van de voorpoort is in het fries eveneens de rest van een kruis in verglaasde koppen te herkennen.
St.Anthoniespoort (De Waag) :
In deze voortorens zijn ook de sleutelgatvormige schietgaten voor haakbussen. Merkwaardig zijn de rechthoekige dichtgemetselde gaten aan de buitenzijde ter weerszijden van de doorgang van de voorpoort. Deze kunnen niet voor een ophaalbrug zijn, omdat er een dijklichaam voor de poort lag. Voor kanongaten zitten ze erg hoog en erachter was geen weergang. Aan het verblijf van het metselaars- en steenhouwersgilde in de poort herinneren vele meesterproeven, zowel in- als uitwendig. Op de hoeken onder de overgang van de ronde naar de achtzijdige doorsnede van de voorpoorttorens zijn aardige gebeeldhouwde kraagstenen, waaronder één die een steenhouwer uitbeeldt. Evenwel zijn deze kraagstenen uit de bouwtijd toen de gilden er nog geen huisvesting in vonden. De poort is gebruikt als Amsterdams Historisch Museum (1926-’76) en Joods Historisch Museum (1935-’87) en is gerestaureerd in 1992-’94.