Amersfoort :
Bij de Koppelpoort verlaat de Eem de stad. Deze poort werd in 1427 voor het eerst genoemd. Het is een combinatie van een waterpoort en een landpoort aan de noordkant van de stad. De doorgang aan de zuidzijde werd eerst in 1641 gemaakt. Aanvankelijk liep de weergang met bogen aan beide zijden tegen de waterpoort aan. Dat gebouw bevatte een tredmolen die een zware valdeur in beweging bracht. De sleuf ervan is onder de boog aan de buitenzijde nog zichtbaar. Later heeft men aan weerszijden van de waterpoort bogen dichtgezet voor woon- en verblijfsruimten. De landpoort werd al in het midden van de vijftiende eeuw voorzien van een vooruitgeschoven versterking. Tussen de land- en de waterpoort ter plaatse waarvan de opgang naar de weergang was, waren nog twee weergangbogen.
Koppelpoort :
De middeleeuwse voorpoort werd door een overstroming in 1645 onderspoeld en daarna vernieuwd. In dezelfde tijd zal men de omgang op natuurstenen consoles langs de binnenzijde van de waterpoort hebben aangebracht. In 1886 werd een begin gemaakt met een restauratie onder leiding van dr. Cuypers. Daarbij werden ook kantelen op de binnenzijde van de weergang aangebracht hetgeen niet origineel is. Wel oorspronkelijk zullen de kanongaten zijn, die zich hoog in de beide torens van de landpoort en op een lager niveau boven de waterpoort bevinden. In de westelijke hoektoren zijn twee grote geschutgaten, die het veld voor de stadsmuur bestreken.