Culemborg :
De ommuring van de stad heeft waarschijnlijk tegen het midden van de veertiende eeuw plaatsgehad. Er zijn berichten dat Jan van de Dom, bouwmeester van Utrecht, in de jaren 1374-1375 bij het bouwen ervan was betrokken. Gedeelten van de muur, als gebruikelijk met weergangbogen, bleven bewaard op de zuidwestelijke hoek van de stad en er iets ten noorden van achter het Elisabeth’s Gasthuis. Tot deze stadsmuur behoorden vier poorten, waarvan alleen de Lanxmeerpoort bewaard bleef. Aan de zuidzijde van de stad ontwikkelde zich de Nieuwstad, die apart werd omgracht en ommuurd aan het einde van de veertiende eeuw. De Lanxmeerpoort kwam toen binnen de stad te liggen en hij draagt sedertdien de naam Binnenpoort. De oorspronkelijke Lanxmeerpoort was boven de doorgang zestien meter hoog. In de loop van de tijd is de doorgang opgehoogd. Daarboven zijn drie verdiepingen met houten balklagen. In 1557 werd het gebouw verhoogd en voorzien van een omgang en spits met klokkekoepeltje.
Binnenpoort :
Aan de veldzijde zijn onder de oorspronkelijke weergang drie rondbogen op natuurstenen kraagstenen, waarachter een werpsleuf is aangebracht. In één van de hoeken aan de stadzijde is een spiltrap in de muur opgenomen. In de poortdoorgang is een hameisleuf aan de veldzijde en de doorgang is gedekt met een koepelgewelf. In de ruimte op de eerste verdieping is aan de noordzijde een schouw en op de derde verdieping een schouw, waarvan het rookgat vermoedelijk verdween bij de latere verhoging van het gebouw. De zuidgevel van het huis Binnenpoort bevat resten van de vroegere voorpoort, namelijk op de linkerhoek een penant van een in 1617 aangebrachte renaissance sierpoort en voorts het overblijfsel van een halfrond uitgekraagd torentje dat de poort flankeerde. In het torentje bevonden zich drie kijksleuven. Blijkens een foto uit 1899 was er toen nog een dergelijk overblijfsel bewaard aan de overzijde van de straat.